top of page
  • Anna van Gerve

Kijk dan!

Elke ochtend schept een Italiaanse jongen wespen uit een klein ovalen zwembad. Zijn haar is donker en achter in zijn nek vastgeknoopt met een elastiek. Hij staat vaak stil. Dan kijkt hij uit over de heuvels en leunt op zijn net alsof het een herdersstaf is. Rondom zijn voeten kleuren de tegels langzaam donkerrood. Zodra het hek opengaat druppelen campinggasten - slippers aan de voeten, handdoek over de arm - naar binnen. Alleen onder een gele parasol ligt een ronde vlek van schaduw. Daar zit een kleine jongen op een plastic stoel. Zijn voeten bungelen net boven de grond. Op de tafel die de parasol vasthoudt ligt een stapel kaarten. Ik ga in de stoel naast hem zitten en klap mijn schetsboek open. We kijken hoe kinderen met de armen om hun knieën in het water springen, een dame langzaam baantjes trekt en twee mannen een bal weg proberen te houden bij de derde. Ik teken mensen die op hun rug liggen of naar achteren op hun handen leunen.

'Is jouw hart ook gerepareerd?' vraagt de jongen.

Ik kijk naar zijn borstkas. Er loopt een licht kronkelende lijn precies over het midden.

'Hoe oud ben je?' vraag ik.

'Acht. Mijn broer is al negen. Hij is daar.'

Hij wappert met zijn hand richting twee voeten die ondersteboven uit het water steken.

'Ik heet Alexander. Mag ik dat in jouw boek schrijven? En dan moet jij mij erbij tekenen.'

Met mijn wijsvinger wrijf ik over het zachte lijntje dat me doormidden deelt alsof ik in een tweedelige mal gemaakt ben.

'Het is niet mijn hart,' zeg ik, 'iets anders, maar we hebben wel hetzelfde litteken.'

Alexander vraagt wat het dan wel is. 'Zag jij weleens iemand met jouw litteken?' vraagt hij.

Ik schud mijn hoofd.

'Ik ook niet,' zegt hij, 'wil je kaarten?'

Hij is al begonnen met uitdelen en vraagt of ik Uno ken, 'net zoiets als pesten.'

Het is de eerste zomer dat ik geen hoge t-shirts draag. De hechtingen zijn opgelost, de korst is verdwenen en het lijntje wat vlakker geworden maar nog wel rood.

Alexander houdt een hand boven zijn ogen tegen de zon. Hij vraagt hoe oud ik ben en of ik al op kot woon. Ik vertel dat ik na de zomer naar Amsterdam verhuis om aan de kunstacademie te studeren.

'Amsterdam,' zegt hij traag, alsof het een ver oord is waar je alleen van kunt dromen. Ik lach en kijk naar hem. Alles aan hem is dun, zelfs zijn haar.

'Bij mij is het lang geleden,' zegt hij, 'Bij jou?'

Ik sorteer de kaarten op kleur. Alexander draait de bovenste van de stapel om.

'Een jaar geleden,' zeg ik.

'En niet je hart?'

'Ze moesten mijn thymus eruit halen, die ligt ook achter je borstkas, net als je hart,' zeg ik.

We komen alleen van onze plek om de stoelen met de schaduw mee te verschuiven. Als zijn moeder langsloopt om te kijken of alles goed gaat, wijst Alexander naar mijn borst.

'Kijk eens!' roept hij en zijn gezicht breekt open. Die ochtend zijn we bloedbroeders.

'Alexander...' zegt zijn moeder en duwt zijn arm zacht naar beneden.

'Maar kijk dan!' zegt hij.

En in dat kleine moment houd ik van hem.




27 weergaven0 opmerkingen
bottom of page