top of page
  • Anna van Gerve

Tas

De bel was al lang gegaan. Het was vijf minuten fietsen naar school, maar de laatste weken kostte het me minstens vier keer zoveel tijd. Ik had nooit door mijn knieën moeten gaan om boeken te pakken. Nu zat ik op de grond en leunde samen met mijn rugzak tegen de kluisjes. Er was nergens iets om me aan omhoog te trekken. Ik miste een raam en de lucht om naar te kijken. Het geeft houvast om iets te zien dat er altijd al was. Om te bedenken dat mijn moeder ook naar die lucht keek toen ze jong was, en haar moeder toen zij jong was en dat zij altijd weer overeind zijn gekomen.

Een jongen uit mijn klas slofte door het gangpad. Hij was groot, zijn schoenen zwaar en zwart met losse veters. Ik draaide mijn hoofd weg. Ik had niemand nodig, maar hij was er al.

‘Ben je ook te laat?’ vroeg hij. Ik schudde van nee.

Hij bleef staan. ‘Kom,’ zei hij en stak zijn hand uit, twee toen hij merkte dat één niet genoeg was.

‘Ik draag je tas wel,’ zei hij terwijl hij hem van de grond raapte. ‘Gaat het?’

De hals van zijn trui was gerafeld aan de randen.

‘Ik kon niet...het lukte niet...’ zei ik.

Hij kantelde zijn hoofd een beetje opzij en kneep één oog dicht.

‘Zullen we gaan?’ zei hij.

De gangen waren zo leeg dat je de pijpen van zijn broek langs elkaar hoorde schuren. Zzzjt zzzjt zzzjt. Toen stond hij stil bij de deur, keek achterom naar mij en trok een mondhoek op. Zijn gezicht was jongensachtiger dan zijn brede lijf. Met aan elke schouder een rugzak liep hij het lokaal in. Eentje plofte hij op mijn tafel voorin, de ander op zijn tafel achterin.

‘Waar was je nou?’ fluisterde het meisje naast mij. ‘Waarom droeg hij je tas?’

Ik rommelde tussen mijn boeken en deed alsof ik niets gehoord had.


S. staat met de poes op de vensterbank. Hij tekent een koning en een schatkaart op het raam. Op de top van het dak zit een ekster. De poes maakt hoge blaffende geluidjes.

‘Wat zie je dan?’ zegt S.

Hij tuit zijn lippen terwijl hij met krijt een dik zwart kruis op de ruiten zet.

‘Hier ligt de schat,’ zegt hij.

De wind slingert vogels en wolken door de lucht. Het is waterkoud. Ze willen niet zielig gevonden worden, praten amper over hun ziekte, want stel je voor dat een vriendin ineens voorstelt je tas te dragen, lees ik. Een orthopedagoog en een filosoof onderzochten hoe jongeren omgaan met een chronische ziekte. Als adolescenten gaat het ogenschijnlijk goed met hen, maar als jongvolwassene komen velen in de problemen. Elke dag is er minder energie om een gezond masker op te zetten.

‘Mama....mama!’ Ik trek me los van de tekst. ‘Kijk dan!’ zegt S.

Hij duwt de poes tegen het raam. Eromheen staat een blauwe lijn.

‘Ik heb Dokus getekend!’ De poes probeert kopjes te geven. ‘Niet bewegen Dokus, ik moet je oren nog doen.’



63 weergaven0 opmerkingen
bottom of page